Oude Testament

Nieuwe Testament

Romeinen 15:20-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Ik stelde er mijn eer in het te verkondigen, doch zo, dat ik niet (optrad), waar de naam van Christus reeds genoemd was, om niet op eens anders fundament te bouwen,

21. maar (om te handelen) naar hetgeen geschreven staat:Zij, aan wie niets van Hem is verkondigd, zullen Hem zienen wie het niet gehoord hebben, zullen het verstaan.

22. Daarom werd ik dan ook herhaaldelijk verhinderd tot u te komen.

23. Maar thans, nu mij in deze streken geen arbeidsveld meer overblijft en ik sedert tal van jaren verlangend ben tot u te komen,

24. zodra ik naar Spanje reis – ik hoop u namelijk op mijn doorreis met eigen ogen te zien en door u voortgeholpen te worden voor mijn tocht daarheen, wanneer ik eerst enigermate van u genoten heb.

25. Maar thans ben ik op reis naar Jeruzalem ten dienste van de heiligen.

26. Want Macedonië en Achaje hebben goedgevonden een handreiking te doen aan de armen onder de heiligen te Jeruzalem.

27. Zij hebben het immers goedgevonden, maar zijn het ook jegens hen verplicht, want indien de heidenen aan hun geestelijke goederen deel hebben gekregen, behoren zij ook met hun stoffelijke goederen hen te dienen.

28. Wanneer ik mij dan hiervan gekweten en hun deze opbrengst afgedragen heb, zal ik over uw stad naar Spanje reizen.

29. En ik weet, dat ik bij mijn komst te uwent met een volle zegen van Christus zal komen.

30. Maar, [broeders,] ik vermaan u bij onze Here Jezus Christus en bij de liefde des Geestes, om samen met mij te worstelen in den gebede voor mij tot God,

Lees verder hoofdstuk Romeinen 15