Oude Testament

Nieuwe Testament

Romeinen 14:1-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen.

2. De een gelooft, dat hij alles eten mag, maar de zwakke eet plantaardig voedsel.

3. Wie wèl eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wèl eet, want God heeft hem aanvaard.

4. Wie zijt gij, dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij machte hem vast te doen staan.

5. Deze [immers] stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd.

6. Wie aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt God.

7. Want niemand onzer leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf;

8. want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren.

9. Want hiertoe is Christus gestorven en levend geworden, opdat Hij èn over doden èn over levenden heerschappij voeren zou.

10. Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder? Of ook gij, wat minacht gij uw broeder? Want wij zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel Gods.

11. Want er staat geschreven:(Zo waarachtig als) Ik leef, spreekt de Here: voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God loven.

12. Zo zal [dan] een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven [aan God].

Lees verder hoofdstuk Romeinen 14