Oude Testament

Nieuwe Testament

Romeinen 11:24-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. Want indien gij uit de wilde olijf, waartoe gij naar uw natuur behoort, weggekapt en tegen uw natuur op de edele olijf geënt zijt, hoeveel te meer zullen dezen, naar hun natuur, op hun eigen olijf geënt worden.

25. Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat,

26. en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat:De Verlosser zal uit Sion komen,Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden.

27. En dit is mijn verbond met hen,wanneer Ik hun zonden wegneem.

28. Zij zijn naar het evangelie vijanden om uwentwil, naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil.

29. Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk.

30. Want evenals gij eertijds aan God ongehoorzaam waart, maar nu ontferming hebt gevonden door hun ongehoorzaamheid,

31. zo zijn ook dezen nu ongehoorzaam geworden, opdat door de u betoonde ontferming ook zij thans ontferming zouden vinden.

32. Want God heeft hen allen onder ongehoorzaamheid besloten, om Zich over hen allen te ontfermen.

Lees verder hoofdstuk Romeinen 11