Oude Testament

Nieuwe Testament

Romeinen 11:17-36 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen,

18. beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u ertegen beroemt – niet gíj draagt de wortel, maar de wortel ú.

19. Gij zult dan zeggen: er zijn takken weggebroken, opdat ik als loot geënt zou worden.

20. Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees!

21. Want indien God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, Hij zal ook u niet sparen.

22. Let dan op de goedertierenheid Gods en zijn gestrengheid: over de gevallenen gestrengheid, maar over u goedertierenheid Gods, indien gij bij de goedertierenheid blijft; anders zult ook gij weggekapt worden.

23. Maar ook zij zullen, wanneer zij niet bij hun ongeloof blijven, weder geënt worden; God is immers bij machte hen opnieuw te enten.

24. Want indien gij uit de wilde olijf, waartoe gij naar uw natuur behoort, weggekapt en tegen uw natuur op de edele olijf geënt zijt, hoeveel te meer zullen dezen, naar hun natuur, op hun eigen olijf geënt worden.

25. Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat,

26. en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat:De Verlosser zal uit Sion komen,Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden.

27. En dit is mijn verbond met hen,wanneer Ik hun zonden wegneem.

28. Zij zijn naar het evangelie vijanden om uwentwil, naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil.

29. Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk.

30. Want evenals gij eertijds aan God ongehoorzaam waart, maar nu ontferming hebt gevonden door hun ongehoorzaamheid,

31. zo zijn ook dezen nu ongehoorzaam geworden, opdat door de u betoonde ontferming ook zij thans ontferming zouden vinden.

32. Want God heeft hen allen onder ongehoorzaamheid besloten, om Zich over hen allen te ontfermen.

33. O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!

34. Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest?

35. Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet?

36. Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen.

Lees verder hoofdstuk Romeinen 11