Oude Testament

Nieuwe Testament

Openbaring 22:5-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden.

6. En Hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig, en de Here, de God van de geesten der profeten, heeft zijn engel gezonden om zijn knechten te tonen hetgeen weldra geschieden moet.

7. En zie, Ik kom spoedig. Zalig hij, die de woorden der profetie van dit boek bewaart!

8. En ik, Johannes, ben het die deze dingen hoorde en zag. En toen ik ze gehoord en gezien had, wierp ik mij neder voor de voeten van de engel, die ze mij toonde, om te aanbidden.

9. Maar hij zeide tot mij: Doe dat niet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broederen, de profeten, en van hen, die de woorden van dit boek bewaren; aanbid God!

10. En hij zeide tot mij: Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij.

Lees verder hoofdstuk Openbaring 22