Oude Testament

Nieuwe Testament

Openbaring 21:14-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. En de muur der stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams.

15. En hij, die met mij sprak, had een gouden meetstok om de stad op te meten, en haar poorten en haar muur.

16. En de stad lag in het vierkant en haar lengte was even groot als haar breedte; en hij mat de stad op met de stok: twaalfduizend stadiën; haar lengte en haar breedte en haar hoogte waren gelijk.

17. En hij mat haar muur op: honderd vierenveertig el, mensenmaat, die engelenmaat is.

18. En de bouwstof van haar muur was diamant; en de stad was zuiver goud, gelijk zuiver glas.

19. En de fundamenten van de muur der stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was diamant, het tweede lazuursteen, het derde robijn, het vierde smaragd,

20. het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende topaas, het achtste beril, het negende chrysoliet, het tiende chrysopraas, het elfde saffier, het twaalfde amethist.

21. En de twaalf poorten waren twaalf paarlen: iedere poort afzonderlijk was uit één parel, en de straat der stad was zuiver goud, gelijk doorschijnend glas.

22. En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam.

23. En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam.

24. En de volken zullen bij haar licht wandelen en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid in haar;

25. en haar poorten zullen nooit gesloten worden des daags, want daar zal geen nacht zijn;

26. en de heerlijkheid en de eer der volken zullen in haar gebracht worden.

27. En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet, maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.

Lees verder hoofdstuk Openbaring 21