Oude Testament

Nieuwe Testament

Openbaring 20:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand;

2. en hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren,

3. en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moet hij voor een korte tijd worden losgelaten.

4. En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en (ik zag) de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang.

5. De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren.Dit is de eerste opstanding.

Lees verder hoofdstuk Openbaring 20