Oude Testament

Nieuwe Testament

Openbaring 2:3-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. en gij hebt volharding en hebt verdragen om mijns naams wil en gij zijt niet moede geworden.

4. Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde verzaakt hebt.

5. Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe (weder) uw eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert.

6. Doch dit hebt gij, dat gij de werken der Nikolaïeten haat, welke ook Ik haat.

7. Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.Wie overwint, hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods is.

8. En schrijf aan de engel der gemeente te Smyrna:Dit zegt de eerste en de laatste, die dood geweest is en levend geworden:

9. Ik weet uw verdrukking en armoede, hoewel gij rijk zijt, en de laster van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, doch het niet zijn, maar een synagoge des satans.

10. Wees niet bevreesd voor hetgeen gij lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen uwer in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt, en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens.

Lees verder hoofdstuk Openbaring 2