Oude Testament

Nieuwe Testament

Openbaring 16:6-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Omdat zij het bloed der heiligen en der profeten vergoten hebben, hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; zij hebben het verdiend!

7. En ik hoorde het altaar zeggen: Ja, Here God, Almachtige, uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.

8. En de vierde goot zijn schaal uit over de zon en haar werd gegeven de mensen te verzengen met vuur.

9. En de mensen werden verzengd door de grote hitte en zij lasterden de naam van God, die de macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven.

10. En de vijfde goot zijn schaal uit over de troon van het beest, en zijn rijk werd verduisterd, en zij kauwden op hun tong van pijn,

11. en zij lasterden de God des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun gezwellen, en zij bekeerden zich niet van hun werken.

12. En de zesde goot zijn schaal uit op de grote rivier, de Eufraat, en zijn water droogde op, zodat de weg bereid werd voor de koningen, die van de opgang der zon komen.

13. En ik zag uit de bek van de draak en uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen, als kikvorsen;

Lees verder hoofdstuk Openbaring 16