Oude Testament

Nieuwe Testament

Openbaring 11:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En mij werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden.

2. Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang.

3. En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang.

4. Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan.

5. En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden.

Lees verder hoofdstuk Openbaring 11