Oude Testament

Nieuwe Testament

Openbaring 1:5-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde.Hem, die ons liefheeft en ons uit onze zonden verlost heeft door zijn bloed

6. – en Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt – Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen.

7. Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem hebben doorstoken; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen.

8. Ik ben de alfa en de omega, zegt de Here God, die is en die was en die komt, de Almachtige.

9. Ik, Johannes, uw broeder en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en de volharding in Jezus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het woord Gods en het getuigenis van Jezus.

10. Ik kwam in vervoering des geestes op de dag des Heren, en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin,

11. zeggende: Hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan de zeven gemeenten: naar Efeze, en naar Smyrna, en naar Pergamum, en naar Tyatira, en naar Sardes, en naar Filadelfia en naar Laodicea.

12. En ik keerde mij om, ten einde de stem te zien, die met mij sprak. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren,

13. en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon, bekleed met een tot de voeten reikend gewaad, en aan de borsten omgord met een gouden gordel;

Lees verder hoofdstuk Openbaring 1