Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 9:25-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. Toen de schare uitgedreven was, ging Hij binnen en vatte haar hand en het meisje ontwaakte.

26. En de roep hierover verbreidde zich in die gehele streek.

27. En terwijl Jezus vandaar verder ging, volgden Hem twee blinden, al roepende en zeggende: Heb medelijden met ons, Zoon van David!

28. En toen Hij het huis was binnengegaan, kwamen de blinden tot Hem, en Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dit doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Here.

29. Toen raakte Hij hun ogen aan en zeide: U geschiede naar uw geloof.

30. En hun ogen gingen open. En Jezus verbood hun ten strengste en zeide: Ziet toe, niemand mag dit weten!

31. Maar zij gingen heen en maakten Hem in die gehele streek bekend.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 9