Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 9:11-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. En toen de Farizeeën dit zagen, zeiden zij tot zijn discipelen: Waarom eet uw meester met de tollenaars en zondaars?

12. Hij hoorde het en zeide: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn.

13. Gaat heen en leert, wat het betekent: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.

14. Toen kwamen de discipelen van Johannes tot Hem en vroegen: Waarom vasten wij en de Farizeeën wèl, maar uw discipelen niet?

15. Jezus zeide tot hen: Kunnen soms bruiloftsgasten treuren, zolang de bruidegom bij hen is? Er zullen echter dagen komen, dat de bruidegom van hen weggenomen is, en dan zullen zij vasten.

16. En niemand zet een niet-gekrompen lap op een oud kledingstuk; want de ingezette lap scheurt iets af van het kledingstuk en de scheur wordt erger.

17. Ook doet men jonge wijn niet in oude zakken; anders barsten de zakken en de wijn loopt weg en de zakken gaan verloren; maar men doet jonge wijn in nieuwe zakken en beide blijven samen behouden.

18. Terwijl Hij dit tot hen sprak, zie, een overste (der synagoge) kwam tot Hem en viel voor Hem neder, en zeide: Mijn dochter is zo juist gestorven, maar kom en leg uw hand op haar en zij zal leven.

19. En Jezus stond op en volgde hem met zijn discipelen.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 9