Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 8:8-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Doch de hoofdman antwoordde en zeide: Here, ik ben niet waard, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord en mijn knecht zal herstellen.

9. Want ik ben zelf een ondergeschikte met soldaten onder mij, en ik zeg tot de één: Ga heen, en hij gaat heen, en tot een ander: Kom, en hij komt, en tot mijn slaaf: Doe dit, en hij doet het.

10. Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich en zeide tot hen, die Hem volgden: Voorwaar, zeg Ik u, bij niemand in Israël heb Ik een zó groot geloof gevonden!

11. Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen;

12. maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.

13. En Jezus zeide tot de hoofdman: Ga heen, u geschiede naar uw geloof. En de knecht genas, juist op dat uur.

14. En Jezus kwam in het huis van Petrus en zag diens schoonmoeder met koorts te bed liggen.

15. En Hij vatte haar hand en de koorts verliet haar, en zij stond op en diende Hem.

16. Toen het nu avond werd, bracht men vele bezetenen tot Hem; en Hij dreef de geesten uit met zijn woord en die ernstig ongesteld waren genas Hij allen,

17. opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken werd door de profeet Jesaja, toen hij zeide:Hij heeft onze zwakheden op Zich genomen en onze ziekten heeft Hij gedragen.

18. Toen Jezus een schare rondom Zich zag, beval Hij te vertrekken naar de overkant.

19. En er kwam een schriftgeleerde tot Hem en zeide: Meester, ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 8