Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 8:18-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Toen Jezus een schare rondom Zich zag, beval Hij te vertrekken naar de overkant.

19. En er kwam een schriftgeleerde tot Hem en zeide: Meester, ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat.

20. En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen.

21. Een ander echter, een van zijn discipelen, zeide tot Hem: Here, sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven.

22. Maar Jezus zeide tot hem: Volg Mij en laat de doden hun doden begraven.

23. En toen Hij in het schip ging, volgden zijn discipelen Hem.

24. En zie, er kwam een grote onstuimigheid op de zee, zodat de golven over het schip sloegen; maar Hij sliep.

25. En zij kwamen en maakten Hem wakker en zeiden: Here, help ons, wij vergaan!

26. En Hij zeide tot hen: Waarom zijt gij bevreesd, kleingelovigen? Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en het werd volkomen stil.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 8