Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 8:13-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. En Jezus zeide tot de hoofdman: Ga heen, u geschiede naar uw geloof. En de knecht genas, juist op dat uur.

14. En Jezus kwam in het huis van Petrus en zag diens schoonmoeder met koorts te bed liggen.

15. En Hij vatte haar hand en de koorts verliet haar, en zij stond op en diende Hem.

16. Toen het nu avond werd, bracht men vele bezetenen tot Hem; en Hij dreef de geesten uit met zijn woord en die ernstig ongesteld waren genas Hij allen,

17. opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken werd door de profeet Jesaja, toen hij zeide:Hij heeft onze zwakheden op Zich genomen en onze ziekten heeft Hij gedragen.

18. Toen Jezus een schare rondom Zich zag, beval Hij te vertrekken naar de overkant.

19. En er kwam een schriftgeleerde tot Hem en zeide: Meester, ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat.

20. En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen.

21. Een ander echter, een van zijn discipelen, zeide tot Hem: Here, sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven.

22. Maar Jezus zeide tot hem: Volg Mij en laat de doden hun doden begraven.

23. En toen Hij in het schip ging, volgden zijn discipelen Hem.

24. En zie, er kwam een grote onstuimigheid op de zee, zodat de golven over het schip sloegen; maar Hij sliep.

25. En zij kwamen en maakten Hem wakker en zeiden: Here, help ons, wij vergaan!

Lees verder hoofdstuk Matteüs 8