Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 7:18-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, of een slechte boom goede vruchten dragen.

19. Iedere boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.

20. Zo zult gij hen dan aan hun vruchten kennen.

21. Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is.

22. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan?

23. En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.

24. Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots.

25. En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, en het viel niet in, want het was op de rots gegrondvest.

26. En een ieder, die deze mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man, die zijn huis bouwde op het zand.

27. En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het viel in, en zijn val was groot.

28. En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geëindigd had, dat de scharen versteld stonden over zijn leer,

Lees verder hoofdstuk Matteüs 7