Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 5:6-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid,want zij zullen verzadigd worden.

7. Zalig de barmhartigen,want hun zal barmhartigheid geschieden.

8. Zalig de reinen van hart,want zij zullen God zien.

9. Zalig de vredestichters,want zij zullen kinderen Gods genoemd worden.

10. Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil,want hunner is het Koninkrijk der hemelen.

11. Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil.

12. Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de profeten vóór u vervolgd.

13. Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden.

14. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven.

15. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn.

16. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.

17. Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.

18. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 5