Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 5:26-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar voorzeker niet uitkomen, voordat gij de laatste penning hebt betaald.

27. Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken.

28. Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.

29. Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde.

30. En indien uw rechterhand u tot zonde zou verleiden, houw haar af en werp haar van u; want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam ter helle vare.

31. Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een scheidbrief geven.

32. Maar Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.

33. Wederom hebt gij gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult uw eed niet breken, doch aan de Here uw eden gestand doen.

34. Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de troon van God is;

35. bij de aarde niet, omdat zij de voetbank zijner voeten is; bij Jeruzalem niet, omdat het de stad van de grote Koning is;

36. ook bij uw hoofd zult gij niet zweren, omdat gij niet één haar wit kunt maken of zwart.

37. Laat het ja, dat gij zegt, ja zijn, en het neen, neen; wat daar bovenuit gaat, is uit den boze.

38. Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand.

39. Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe;

Lees verder hoofdstuk Matteüs 5