Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 3:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea,

2. en zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.

3. Hij toch is het, van wie door de profeet Jesaja gesproken werd, toen hij zeide:De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden.

4. Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing.

5. Toen liep Jeruzalem en heel Judea en de gehele Jordaanstreek tot hem uit,

6. en zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen, onder belijdenis van hun zonden.

7. Toen hij nu zag, dat vele van de Farizeeën en Sadduceeën tot de doop kwamen, zeide hij tot hen: Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan?

8. Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt;

9. en beeldt u niet in, dat gij bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot vader, want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken.

10. Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen: iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 3