Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 24:30-42 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

30. En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid.

31. En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere.

32. Leert dan van de vijgeboom deze les: Wanneer zijn hout reeds week wordt en de bladeren doet uitspruiten, weet gij daaraan, dat de zomer nabij is.

33. Zo moet ook gij, wanneer gij dit alles ziet, weten, dat het nabij is, voor de deur.

34. Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt.

35. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.

36. Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen.

37. Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn.

38. Want zoals zij in [die] dagen vóór de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging,

39. en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.

40. Dan zullen er twee in het veld zijn, één zal aangenomen worden en één achtergelaten worden;

41. twee vrouwen zullen aan het malen zijn met de molen, één zal aangenomen worden, en één achtergelaten worden.

42. Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 24