Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 23:12-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden.

13. Maar wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij sluit het Koninkrijk der hemelen toe voor de mensen. Immers, gij gaat er niet binnen en die trachten binnen te gaan, laat gij niet toe daarin te komen.

14. [Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij eet de huizen der weduwen op, terwijl gij voor de schijn lange gebeden uitspreekt. Daarom zult gij zwaarder oordeel ontvangen.]

15. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij trekt zee en land rond, om één bekeerling te maken, en wanneer hij het wordt, maakt gij van hem een kind der hel, tweemaal zo erg als gij het zelf zijt.

16. Wee u, blinde wegwijzers, die zegt: Heeft iemand bij de tempel gezworen, dat betekent niets; maar heeft iemand bij het goud van de tempel gezworen, dan is hij gebonden.

17. Gij dwazen en blinden, wat toch is meer, het goud of de tempel, die het goud geheiligd heeft?

18. En heeft iemand bij het altaar gezworen, dat betekent niets; maar heeft iemand bij de gave, die daarop ligt, gezworen, dan is hij gebonden.

19. Gij blinden, immers, wat is meer, de gave of het altaar, dat de gave heiligt?

20. Wie dus gezworen heeft bij het altaar, zweert daarbij en bij alles, wat erop ligt.

21. En wie gezworen heeft bij de tempel, zweert daarbij en bij Hem, die erin woont.

22. En wie gezworen heeft bij de hemel, zweert bij de troon Gods en bij Hem, die daarop gezeten is.

23. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft tienden van de munt, de dille en de komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaarloosd: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw.

24. Dit moest men doen en het andere niet nalaten. Gij blinde wegwijzers, die de mug uitzift, maar de kameel doorzwelgt.

25. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij reinigt de buitenzijde van de beker en van de schotel, maar van binnen zijn zij vol roof en onmatigheid.

26. Gij blinde Farizeeër, reinig eerst de inhoud van de beker; dan zal hij ook van buiten rein worden.

27. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij gelijkt op gewitte graven, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen vol zijn van doodsbeenderen en allerlei onreinheid.

28. Zo ook gij, van buiten schijnt gij de mensen wel rechtvaardig, doch van binnen zijt gij vol huichelarij en wetsverachting.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 23