Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 22:16-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. En zij zonden tot Hem hun leerlingen, met de Herodianen, die zeiden: Meester, wij weten, dat Gij waarachtig zijt en de weg Gods in waarheid leert en dat Gij U aan niemand stoort; want Gij ziet de mensen niet naar de ogen.

17. Zeg ons dan, wat dunkt U? Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet?

18. Doch Jezus doorzag hun valsheid en zeide: Wat verzoekt gij Mij, huichelaars?

19. Toont Mij het geldstuk voor de belasting. Zij brachten Hem een schelling.

20. En Hij zeide tot hen: Wiens beeldenaar en opschrift is dit?

21. Zij zeiden: Van de keizer. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.

22. Toen zij dit hoorden, verwonderden zij zich en zij lieten Hem verder ongemoeid en gingen weg.

23. Op die dag kwamen enige Sadduceeën tot Hem, die beweren, dat er geen opstanding is, en zij ondervroegen Hem,

24. en zij zeiden: Meester, Mozes heeft gezegd, indien iemand sterft zonder kinderen, zal zijn broeder diens vrouw trouwen en voor zijn broeder nakomelingschap verwekken.

25. Nu waren er bij ons zeven broeders. En de eerste huwde en stierf daarop, en daar hij geen nakomelingschap had, liet hij zijn vrouw na aan zijn broeder.

26. Eveneens de tweede en de derde tot de zevende toe.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 22