Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 22:13-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Toen zeide de koning tot de bedienden: Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.

14. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.

15. Toen gingen de Farizeeën heen en beraadslaagden, hoe zij Hem in een strikvraag konden vangen.

16. En zij zonden tot Hem hun leerlingen, met de Herodianen, die zeiden: Meester, wij weten, dat Gij waarachtig zijt en de weg Gods in waarheid leert en dat Gij U aan niemand stoort; want Gij ziet de mensen niet naar de ogen.

17. Zeg ons dan, wat dunkt U? Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet?

18. Doch Jezus doorzag hun valsheid en zeide: Wat verzoekt gij Mij, huichelaars?

19. Toont Mij het geldstuk voor de belasting. Zij brachten Hem een schelling.

20. En Hij zeide tot hen: Wiens beeldenaar en opschrift is dit?

21. Zij zeiden: Van de keizer. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 22