Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 21:29-42 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. En hij antwoordde en zeide: Ja, heer, maar hij ging niet.

30. Hij ging naar de tweede en sprak evenzo. En deze antwoordde en zeide: Ik wil niet, maar later kreeg hij berouw en ging toch.

31. Wie van de twee heeft de wil van zijn vader gedaan? Zij zeiden: De laatste. Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, de tollenaars en de hoeren gaan u voor in het Koninkrijk Gods.

32. Want Johannes heeft u de weg der gerechtigheid gewezen en gij hebt hem niet geloofd. De tollenaars en de hoeren echter hebben hem geloofd, doch hoewel gij dat zaagt, hebt gij later geen berouw gekregen en ook in hem geloofd.

33. Hoort een andere gelijkenis.Er was een heer des huizes, die een wijngaard plantte, en er een heg omheen zette, en er een wijnpers in groef en een toren bouwde; en hij verhuurde die aan pachters en ging buitenslands.

34. Toen nu de tijd der vruchten naderde, zond hij zijn slaven naar die pachters om zijn vruchten in ontvangst te nemen.

35. Maar de pachters grepen zijn slaven, sloegen de ene, doodden de andere en stenigden een derde.

36. Hij zond weder andere slaven, nog meer dan eerst, en zij behandelden hen op dezelfde wijze.

37. Ten laatste zond hij zijn zoon tot hen, zeggende: Mijn zoon zullen zij ontzien.

38. Maar toen de pachters de zoon zagen, zeiden zij tot elkander: Dit is de erfgenaam, komt, laten wij hem doden om zijn erfenis aan ons te brengen.

39. En zij grepen hem en wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem.

40. Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters doen?

41. Zij zeiden tot Hem: Een kwade dood zal hij die kwaden doen sterven en de wijngaard zal hij verhuren aan andere pachters, die hem de vruchten op tijd zullen afleveren.

42. Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften:De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden,deze is tot een hoeksteen geworden; van de Here is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?

Lees verder hoofdstuk Matteüs 21