Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 19:4-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Hij antwoordde en zeide: Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper hen van den beginne als man en vrouw heeft gemaakt?

5. En Hij zeide: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn.

6. Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.

7. Zij zeiden tot Hem: Waarom heeft Mozes dan bevolen een scheidbrief te geven en haar (daarmede) weg te zenden?

8. Hij zeide tot hen: Mozes heeft u met het oog op de hardheid uwer harten toegestaan uw vrouwen weg te zenden, maar van den beginne is het zo niet geweest.

9. Doch Ik zeg u: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk.

10. De discipelen zeiden tot Hem: Indien voor een man de zaak met zijn vrouw zó staat, is het niet raadzaam te trouwen.

11. Doch Hij zeide tot hen: Niet allen vatten dit woord, alleen zij, aan wie het gegeven is.

12. Er zijn immers gesnedenen, die zo uit de moederschoot geboren zijn, en er zijn gesnedenen, die door de mensen gesneden zijn, en er zijn gesnedenen, die zichzelf gesneden hebben, ter wille van het Koninkrijk der hemelen. Die het vatten kan, die vatte het.

13. Toen werden kinderen tot Hem gebracht, opdat Hij hun de handen zou opleggen en bidden; doch de discipelen bestraften hen.

14. Maar Jezus zeide: Laat de kinderen geworden en verhindert ze niet tot Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen.

15. En Hij legde hun de handen op en vertrok vandaar.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 19