Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 18:6-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Maar een ieder, die één dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee.

7. Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt.

8. Indien uw hand of uw voet u tot zonde verleidt, houw hem af en werp hem weg. Het is beter voor u verminkt of kreupel ten leven in te gaan, dan met twee handen of twee voeten in het eeuwige vuur geworpen te worden.

9. En indien uw oog u tot zonde verleidt, ruk het uit en werp het van u. Het is beter voor u met één oog ten leven in te gaan, dan met twee ogen in het hellevuur geworpen te worden.

10. Ziet toe, dat gij niet één dezer kleinen veracht. Want Ik zeg u, dat hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht zien van mijn Vader, die in de hemelen is.

11. [Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te behouden.]

12. Wat dunkt u? Indien een mens in het bezit is gekomen van honderd schapen en één ervan raakt verdwaald, zal hij dan niet de negenennegentig op de bergen laten en heengaan om het dwalende te zoeken?

13. En gebeurt het, dat hij het vindt, voorwaar, Ik zeg u, dat hij zich over dat ene meer verblijdt dan over de negenennegentig, die niet verdwaald waren.

14. Zó bestaat bij uw Vader, die in de hemelen is, de wil niet, dat één dezer kleinen verloren gaat.

15. Indien uw broeder zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 18