Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 18:10-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Ziet toe, dat gij niet één dezer kleinen veracht. Want Ik zeg u, dat hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht zien van mijn Vader, die in de hemelen is.

11. [Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te behouden.]

12. Wat dunkt u? Indien een mens in het bezit is gekomen van honderd schapen en één ervan raakt verdwaald, zal hij dan niet de negenennegentig op de bergen laten en heengaan om het dwalende te zoeken?

13. En gebeurt het, dat hij het vindt, voorwaar, Ik zeg u, dat hij zich over dat ene meer verblijdt dan over de negenennegentig, die niet verdwaald waren.

14. Zó bestaat bij uw Vader, die in de hemelen is, de wil niet, dat één dezer kleinen verloren gaat.

15. Indien uw broeder zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen.

16. Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen. Indien hij niet luistert, neem dan nog een of twee met u mede, opdat op de verklaring van twee getuigen of van drie elke zaak vaststa.

17. Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 18