Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 18:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Op dat ogenblik kwamen de discipelen bij Jezus en vroegen: Wie is wel de grootste in het Koninkrijk der hemelen?

2. En Hij riep een kind tot Zich, plaatste dat in hun midden,

3. en zeide: Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan.

4. Wie nu zichzelf gering zal achten als dit kind, die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen.

5. En een ieder, die zulk een kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij.

6. Maar een ieder, die één dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee.

7. Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 18