Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 15:8-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij.

9. Tevergeefs eren zij Mij,omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.

10. En toen Hij de schare tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat!

11. Niet wat de mond binnengaat, maakt de mens onrein, maar wat de mond uitkomt, dat maakt de mens onrein.

12. Toen kwamen zijn discipelen en zeiden tot Hem: Weet Gij, dat de Farizeeën, toen zij dit woord hoorden, er aanstoot aan namen?

13. Hij antwoordde hun en zeide: Elke plant, die mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden.

14. Laat hen gaan, blinden zijn zij, die blinden leiden. Indien een blinde een blinde leidt, zullen zij beiden in een put vallen.

15. Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Verklaar ons de gelijkenis.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 15