Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 15:1-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen kwamen uit Jeruzalem Farizeeën en schriftgeleerden tot Jezus en vroegen:

2. Waarom overtreden uw discipelen de overlevering der ouden?

3. Immers, zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten. Hij antwoordde hun en zeide: Waarom overtreedt ook gij ter wille van uw overlevering (zelfs) het gebod Gods?

4. Want God heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven.

5. Maar gij zegt: Wie tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, behoeft zijn vader of zijn moeder niet te eren.

6. Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering.

7. Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zeggende:

8. Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij.

9. Tevergeefs eren zij Mij,omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.

10. En toen Hij de schare tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat!

11. Niet wat de mond binnengaat, maakt de mens onrein, maar wat de mond uitkomt, dat maakt de mens onrein.

12. Toen kwamen zijn discipelen en zeiden tot Hem: Weet Gij, dat de Farizeeën, toen zij dit woord hoorden, er aanstoot aan namen?

13. Hij antwoordde hun en zeide: Elke plant, die mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden.

14. Laat hen gaan, blinden zijn zij, die blinden leiden. Indien een blinde een blinde leidt, zullen zij beiden in een put vallen.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 15