Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 13:49-58 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

49. Zó zal het gaan bij de voleinding der wereld. De engelen zullen uitgaan om de bozen uit het midden der rechtvaardigen af te zonderen,

50. en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.

51. Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja.

52. Hij zeide tot hen: Daarom is iedere schriftgeleerde, die een discipel geworden is van het Koninkrijk der hemelen, gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn voorraad nieuwe en oude dingen te voorschijn brengt.

53. En het geschiedde, toen Jezus deze gelijkenissen ten einde gebracht had, dat Hij vandaar wegging.

54. En in zijn vaderstad gekomen, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat zij versteld stonden en zeiden: Vanwaar heeft Hij die wijsheid en die krachten?

55. Is dit niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus en Jozef en Simon en Judas?

56. En behoren zijn zusters niet allen bij ons? Vanwaar heeft Hij dan dit alles?

57. En zij namen aanstoot aan Hem. Maar Jezus zeide tot hen: Een profeet is alleen in zijn vaderstad en in zijn huis ongeëerd.

58. En Hij deed daar niet vele krachten wegens hun ongeloof.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 13