Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 13:17-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. Voorwaar, Ik zeg u: Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat gij ziet, en zij hebben het niet gezien, en te horen wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoord.

18. Gij nu, hoort de gelijkenis van de zaaier.

19. Bij een ieder, die het woord van het Koninkrijk hoort en het niet verstaat, komt de boze en rooft wat in zijn hart gezaaid is: dat is de langs de weg gezaaide.

20. De op steenachtige plaatsen gezaaide is hij, die het woord hoort en het terstond met blijdschap aanneemt;

21. maar hij heeft geen wortel in zich, doch is iemand van het ogenblik; wanneer echter verdrukking of vervolging komt om der wille van het woord, komt hij terstond ten val.

22. De in de dorens gezaaide is hij, die het woord hoort, en de zorg van de wereld en het bedrog van de rijkdom verstikt het woord en hij wordt onvruchtbaar.

23. De in goede aarde gezaaide is hij, die het woord hoort en verstaat, die dan ook vrucht draagt en oplevert, deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.

24. Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk der hemelen komt overeen met iemand, die goed zaad gezaaid had in zijn akker.

25. Doch terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen, midden tussen het koren, en ging weg.

26. Toen het graan opkwam en vrucht zette, toen kwam ook het onkruid te voorschijn.

27. Daarna kwamen de slaven van de eigenaar en zeiden tot hem: Heer, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan onkruid?

Lees verder hoofdstuk Matteüs 13