Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 9:15-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. En terstond, toen de gehele schare Hem zag, waren zij zeer verbaasd, en zij liepen op Hem toe en begroetten Hem.

16. En Hij vroeg hun: Waarom zijt gij met hen aan het redetwisten?

17. En één uit de schare antwoordde Hem: Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht, die een stomme geest heeft.

18. En waar hij hem aangrijpt, werpt hij hem op de grond; en hij heeft het schuim op de mond, en hij knerst met zijn tanden en verstijft. En ik heb uw discipelen gezegd, dat zij hem zouden uitdrijven, en zij hebben het niet gekund.

19. En Hij antwoordde hun en zeide: O, ongelovig geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem tot Mij.

20. En zij brachten hem tot Hem. En toen de geest Hem zag, deed hij hem terstond stuiptrekken en, op de grond gevallen, wentelde hij zich, al schuimende.

21. En Hij vroeg zijn vader: Hoelang is het al, dat dit hem overkomt?

22. Hij zeide: Van zijn kindsheid af; en dikwijls heeft hij hem ook in het vuur en in het water gedreven om hem een ongeluk te doen krijgen. Maar als Gij iets kunt doen, help ons en heb medelijden met ons!

23. Jezus zeide tot hem: Als Gij kunt! Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.

24. Terstond riep de vader van de knaap uit en zeide: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!

25. En toen Jezus zag, dat de schare samenstroomde, bestrafte Hij de onreine geest en zeide tot hem: Gij, stomme en dove geest, Ik beveel u: ga van hem uit en kom niet meer in hem.

26. En hij ging uit onder geschreeuw en hevige struiptrekkingen. En hij werd als een dode, zodat men algemeen zeide, dat hij gestorven was.

Lees verder hoofdstuk Marcus 9