Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 7:9-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om úw overlevering in stand te houden.

10. Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven.

11. Maar gij zegt: Indien een mens tot zijn vader of moeder zegt: Het is korban, dat is, offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken,

12. dan laat gij hem niet toe ook nog maar iets voor zijn vader of moeder te doen.

13. En zo maakt gij het woord Gods krachteloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt. En dergelijke dingen doet gij vele.

14. En toen Hij de schare wederom tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort allen naar Mij en verstaat wèl:

15. Niets, dat van buiten de mens in hem komt, kan hem onrein maken, maar hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat is het, wat hem onrein maakt.

16. [Indien iemand oren heeft om te horen, die hore.]

Lees verder hoofdstuk Marcus 7