Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 7:16-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. [Indien iemand oren heeft om te horen, die hore.]

17. En toen Hij van de schare thuis kwam, vroegen zijn discipelen Hem naar de gelijkenis.

18. En Hij zeide tot hen: Zijt ook gij zo onbevattelijk? Begrijpt gij niet, dat al wat van buiten in de mens komt, hem niet onrein kan maken,

19. omdat het niet in zijn hart komt, maar in de buik, en er te zijner plaatse uitgaat? En zo verklaarde Hij alle spijzen rein.

20. En Hij zeide: Hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat maakt de mens onrein.

21. Want van binnenuit, uit het hart der mensen, komen de kwade overleggingen, hoererij,

22. diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand.

Lees verder hoofdstuk Marcus 7