Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 7:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En de Farizeeën verzamelden zich bij Hem met sommige van de schriftgeleerden, die van Jeruzalem gekomen waren.

2. En toen zij zagen, dat sommige van zijn discipelen met onreine, dat is ongewassen, handen hun brood aten –

3. want de Farizeeën en al de Joden eten niet zonder eerst een handwassing verricht te hebben, daarmede vasthoudende aan de overlevering der ouden,

4. en van de markt komende eten zij niet dan na zich gereinigd te hebben; en vele andere dingen zijn er, waaraan zij zich volgens overlevering houden, bijvoorbeeld het onderdompelen van bekers en kannen en koperwerk, –

5. toen vroegen de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem: Waarom wandelen uw discipelen niet naar de overlevering der ouden, maar eten zij met onreine handen hun brood?

6. Maar Hij zeide tot hen: Terecht heeft Jesaja van u, huichelaars, geprofeteerd, zoals er geschreven staat:Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij.

7. Tevergeefs eren zij Mij,omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.

8. Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen.

9. En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om úw overlevering in stand te houden.

10. Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven.

Lees verder hoofdstuk Marcus 7