Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 6:30-41 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

30. En de apostelen kwamen weder samen bij Jezus en berichtten Hem al wat zij gedaan en geleerd hadden.

31. En Hij zeide tot hen: Komt hier en gaat (met Mij) alleen naar een eenzame plaats en rust een weinig. Want er waren velen, die kwamen en gingen, en zij hadden zelfs geen tijd om te eten.

32. En zij vertrokken in het schip naar een eenzame plaats, alleen.

33. En zij zagen hen wegvaren en velen letten erop, en zij liepen te voet uit al de steden daarheen en waren er vóór hen.

34. En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare en werd met ontferming over hen bewogen, omdat zij waren als schapen, die geen herder hebben, en Hij begon hun vele dingen te leren.

35. En toen het reeds laat geworden was, kwamen zijn discipelen tot Hem en zeiden: De plaats (hier) is eenzaam en het is reeds laat.

36. Zend hen weg, dan kunnen zij naar de gehuchten en dorpen in de omtrek gaan om voedsel voor zich te kopen.

37. Maar Hij antwoordde hun en zeide: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden tot Hem: Zullen wij dan voor tweehonderd schellingen brood gaan kopen en hun te eten geven?

38. Hij zeide tot hen: Hoeveel broden hebt gij? Gaat eens zien! En toen zij het nagegaan hadden, zeiden zij: Vijf, en twee vissen.

39. En Hij droeg hun op, dat allen groepsgewijze moesten gaan zitten op het groene gras.

40. En zij gingen zitten in groepen van honderd en van vijftig.

41. En Hij nam de vijf broden en de twee vissen, zag op naar de hemel, sprak de zegen uit en brak de broden en gaf ze aan de discipelen, dat die ze hun zouden voorzetten, en de twee vissen verdeelde Hij onder allen.

Lees verder hoofdstuk Marcus 6