Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 6:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En Hij vertrok vandaar en kwam in zijn vaderstad, en zijn discipelen volgden Hem.

2. En toen de sabbat aangebroken was, begon Hij te leren in de synagoge. En zeer velen van die Hem hoorden, stonden versteld en zeiden: Waar heeft Hij deze dingen vandaan en wat is dat voor een wijsheid, die Hem gegeven is? En zulke krachten, als door zijn handen geschieden?

3. Is dit niet de timmerman, de zoon van Maria, en de broeder van Jakobus en Jozef en Judas en Simon? En behoren zijn zusters hier niet bij ons? En zij namen aanstoot aan Hem.

4. En Jezus zeide tot hen: Een profeet is alleen in zijn vaderstad en onder zijn verwanten en in zijn huis ongeëerd.

5. En Hij kon daar geen enkele kracht doen; alleen genas Hij enige zieken door handoplegging.

6a. En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof.

6b. En Hij ging de omliggende dorpen rond en leerde.

7. En Hij riep de twaalven tot Zich en begon hen uit te zenden, twee aan twee, en gaf hun macht over de onreine geesten.

8. En Hij gebood hun niets mede te nemen voor onderweg, dan alleen een staf; geen brood, geen reiszak, geen geld in de gordel,

9. maar wèl sandalen aan de voeten te dragen en: trekt niet twee hemden aan.

Lees verder hoofdstuk Marcus 6