Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 5:9-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En Hij vroeg hem: Hoe is uw naam?

10. En hij zeide tot Hem: Mijn naam is legioen, want wij zijn talrijk. En hij smeekte Hem dringend hen niet buiten het land te zenden.

11. Nu werd daar bij de berg een grote kudde zwijnen gehoed.

12. En zij smeekten Hem, zeggende: Zend ons in de zwijnen, dat wij daarin varen.

13. En Hij stond het hun toe. En de onreine geesten gingen uit en voeren in de zwijnen; en de kudde, ongeveer tweeduizend, stormde langs de helling de zee in en zij verdronken in de zee.

14. En die ze hoedden, namen de vlucht en berichtten het in de stad en op het land. En de mensen gingen zien, wat er gebeurd was.

15. En zij kwamen bij Jezus en zagen de bezetene zitten, gekleed en goed bij zijn verstand, hem, die het legioen gehad had; en zij werden bevreesd.

16. En die het hadden gezien, verhaalden hun, hoe het met de bezetene gegaan was en ook van de zwijnen.

17. En zij begonnen er bij Hem op aan te dringen, dat Hij uit hun gebied weg zou gaan.

18. En toen Hij in het schip ging, smeekte de bezetene Hem, dat hij bij Hem mocht blijven.

19. Doch Hij stond het hem niet toe, maar Hij zeide tot hem: Ga naar uw huis tot de uwen en bericht hun al wat de Here in zijn ontferming u gedaan heeft.

Lees verder hoofdstuk Marcus 5