Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 2:3-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. En zij kwamen en brachten een verlamde tot Hem, die door vier mannen gedragen werd.

4. En daar zij deze niet tot Hem konden brengen vanwege de schare, namen zij de dakbedekking weg boven de plaats, waar Hij was, en na het dak opengebroken te hebben, lieten zij de matras neder, waarop de verlamde lag.

5. En daar Jezus hun geloof zag, zeide Hij tot de verlamde: Kind, uw zonden worden vergeven.

6. Nu waren daar enige van de schriftgeleerden gezeten en zij overlegden in hun harten:

7. Wat spreekt deze aldus? Hij lastert God. Wie kan zonden vergeven dan God alleen?

8. En Jezus doorzag terstond in zijn geest, dat zij aldus in zichzelf overlegden, en Hij zeide tot hen: Waarom overlegt gij deze dingen in uw harten?

9. Wat is gemakkelijker, tot de verlamde te zeggen: Uw zonden worden vergeven, of te zeggen: Sta op en neem uw matras op en wandel?

10. Maar, opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – zeide Hij tot de verlamde:

11. Tot u zeg Ik, sta op, neem uw matras op en ga naar uw huis.

12. En hij stond op, nam terstond zijn matras op en ging voor aller oog naar buiten, zodat zij allen ontzet waren en God verheerlijkten, zeggende: Zo iets hebben wij nog nooit gezien!

13. En Hij ging weder naar buiten, langs de zee, en de gehele schare kwam tot Hem en Hij leerde hen.

Lees verder hoofdstuk Marcus 2