Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 2:20-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Er zullen echter dagen komen, dat de bruidegom van hen weggenomen is en dan zullen zij vasten, te dien dage.

21. Niemand naait een niet-gekrompen lap op een oud kledingstuk, anders scheurt de ingezette lap er iets af – het nieuwe van het oude – en de scheur wordt erger.

22. En niemand doet jonge wijn in oude zakken; anders zal de wijn de zakken doen barsten en de wijn gaat verloren met de zakken. [Maar jonge wijn doet men in nieuwe zakken.]

23. En het geschiedde, dat Hij op de sabbat door de korenvelden ging en zijn discipelen begonnen onder het gaan aren te plukken.

24. En de Farizeeën zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op de sabbat wat niet mag?

25. En Hij zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen wat David gedaan heeft, toen de nood drong en hij en die met hem waren, honger kregen?

26. [Hoe] hij onder het hogepriesterschap van Abjatar het huis Gods binnengegaan is en de toonbroden gegeten heeft, waarvan niemand mag eten dan de priesters, en hij ze ook aan degenen, die met hem waren, gegeven heeft?

27. En Hij zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat.

28. Alzo is de Zoon des mensen heer ook over de sabbat.

Lees verder hoofdstuk Marcus 2