Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 16:8-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. En zij gingen naar buiten en vluchtten van het graf, want siddering en ontzetting hadden haar bevangen. En zij zeiden niemand iets, want zij waren bevreesd.

9. [Toen Hij des morgens vroeg op de eerste dag der week opgestaan was, verscheen Hij eerst aan Maria van Magdala, van wie Hij zeven boze geesten uitgedreven had.

10. Zij ging heen en berichtte het hun, welke bij Hem geweest waren, die treurden en weenden.

11. En toen zij hoorden, dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden zij het niet.

12. Daarna verscheen Hij in een andere gedaante aan twee van hen op de weg, terwijl zij zich naar het land begaven.

13. En ook die gingen heen om het aan de anderen te berichten. En ook die geloofden zij niet.

14. Daarna verscheen Hij aan de elven zelf, terwijl zij aanlagen, en Hij verweet hun hun ongeloof en hardheid van hart, omdat zij hen niet geloofden, die Hem aanschouwd hadden, nadat Hij opgewekt was.

Lees verder hoofdstuk Marcus 16