Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 16:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria, (de moeder) van Jakobus, en Salome specerijen om Hem te gaan zalven.

2. En zeer vroeg op de eerste dag der week gingen zij naar het graf, toen de zon opging.

3. En zij zeiden tot elkander: Wie zal ons de steen afwentelen van de ingang van het graf?

4. En toen zij opzagen, aanschouwden zij, dat de steen afgewenteld was; want hij was zeer groot.

5. En toen zij in het graf gegaan waren, zagen zij een jongeling zitten aan de rechterzijde, bekleed met een wit gewaad, en ontsteltenis beving haar.

6. Hij zeide tot haar: Weest niet ontsteld. Jezus zoekt gij, de Nazarener, de gekruisigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats, waar zij Hem gelegd hadden.

7. Maar gaat heen, zegt zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult gij Hem zien, gelijk Hij u gezegd heeft.

Lees verder hoofdstuk Marcus 16