Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 15:34-44 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

34. En op het negende uur riep Jezus met luider stem: Eloï, Eloï, lama sabachtani, hetgeen betekent: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?

35. En sommige van de omstanders, dit horende, zeiden: Zie, Hij roept Elia.

36. En iemand liep toe, drenkte een spons met zure wijn, stak ze op een riet en gaf Hem te drinken, zeggende: Stil, laat ons zien, of Elia komt om Hem eraf te nemen.

37. En Jezus slaakte een luide kreet en gaf de geest.

38. En het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën van boven tot beneden.

39. Toen de hoofdman, die tegenover Hem stond, zag, dat Hij zó de geest gegeven had, zeide hij: Waarlijk, deze mens was een Zoon Gods.

40. Er waren ook vrouwen, die uit de verte toeschouwden, onder wie ook Maria van Magdala en Maria, de moeder van Jakobus, de jongere, en van Joses, en Salome,

41. die, toen Hij in Galilea was, Hem volgden en Hem dienden, en vele andere vrouwen, die met Hem opgegaan waren naar Jeruzalem.

42. En toen het reeds avond geworden was, kwam, omdat het Voorbereiding, dat is de voorsabbat, was,

43. Jozef van Arimatea, een aanzienlijk lid van de Raad, die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte; en hij waagde het naar Pilatus te gaan en het lichaam van Jezus te vragen.

44. En het bevreemdde Pilatus, dat Hij reeds gestorven zou zijn, en hij ontbood de hoofdman en vroeg hem, of Hij reeds lang gestorven was.

Lees verder hoofdstuk Marcus 15