Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 15:29-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. En de voorbijgangers spraken lastertaal tegen Hem, schudden hun hoofd en zeiden: Ha, Gij, die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt,

30. red Uzelf, kom af van het kruis!

31. Evenzo spotten de overpriesters onder elkander samen met de schriftgeleerden, en zij zeiden: Anderen heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden.

32. Laat de Christus, de Koning van Israël, nu afkomen van het kruis, dat wij het zien en geloven. Ook die met Hem gekruisigd waren beschimpten Hem.

33. En toen het zesde uur aangebroken was kwam er duisternis over het gehele land tot het negende uur.

34. En op het negende uur riep Jezus met luider stem: Eloï, Eloï, lama sabachtani, hetgeen betekent: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?

35. En sommige van de omstanders, dit horende, zeiden: Zie, Hij roept Elia.

36. En iemand liep toe, drenkte een spons met zure wijn, stak ze op een riet en gaf Hem te drinken, zeggende: Stil, laat ons zien, of Elia komt om Hem eraf te nemen.

37. En Jezus slaakte een luide kreet en gaf de geest.

38. En het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën van boven tot beneden.

39. Toen de hoofdman, die tegenover Hem stond, zag, dat Hij zó de geest gegeven had, zeide hij: Waarlijk, deze mens was een Zoon Gods.

40. Er waren ook vrouwen, die uit de verte toeschouwden, onder wie ook Maria van Magdala en Maria, de moeder van Jakobus, de jongere, en van Joses, en Salome,

Lees verder hoofdstuk Marcus 15