Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 15:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En terstond, des morgens vroeg, stelden de overpriesters met de oudsten en schriftgeleerden, de gehele Raad, een besluit vast, en zij boeiden Jezus en zij leidden Hem weg en leverden Hem over aan Pilatus.

2. En Pilatus ondervroeg Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordde hem en zeide: Gij zegt het.

3. En de overpriesters brachten vele beschuldigingen tegen Hem in.

4. En Pilatus vroeg Hem wederom [en zeide]: Geeft Gij niets ten antwoord? Zie, hoevele beschuldigingen zij tegen U inbrengen.

5. Doch Jezus gaf hem niets meer ten antwoord, zodat Pilatus zich verwonderde.

6. En bij elk feest liet hij hun een gevangene los, voor wie zij dit vroegen.

7. Nu was er iemand, genaamd Barabbas, gevangengezet met de oproermakers, die in het oproer een moord begaan hadden.

8. En de schare kwam naar voren en begon te eisen, dat hij hun deed, zoals hij gewoon was.

9. Pilatus antwoordde en zeide tot hen: Wilt gij, dat ik u de Koning der Joden loslaat?

10. Want hij bemerkte, dat de overpriesters Hem uit nijd overgeleverd hadden.

Lees verder hoofdstuk Marcus 15