Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 13:16-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. en wie in het veld is, kere niet terug om zijn kleed mede te nemen.

17. Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen!

18. Bidt, dat het niet in de winter valle.

19. Want die dagen zullen zulk een verdrukking brengen als er niet geweest is van het begin der schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook nooit meer wezen zal.

20. En indien de Here die dagen niet had ingekort, zou geen vlees behouden worden, doch ter wille van de uitverkorenen, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij die dagen ingekort.

21. Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, zie, Hij is daar, gelooft het niet.

22. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen tekenen en wonderen doen om, ware het mogelijk, de uitverkorenen te verleiden.

23. Doch gij, ziet toe: Ik heb het u alles voorzegd.

24. Maar in die dagen, na de verdrukking, zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven.

25. En de sterren zullen van de hemel vallen en de machten der hemelen zullen wankelen.

26. En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen op de wolken, met grote macht en heerlijkheid.

27. En dan zal Hij zijn engelen uitzenden en zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het uiterste der aarde tot het uiterste des hemels.

28. Leert dan van de vijgeboom deze les: Wanneer zijn hout reeds week wordt en de bladeren doet uitspruiten, weet gij daaraan, dat de zomer nabij is.

29. Zo moet gij ook, wanneer gij dit ziet geschieden, weten, dat het nabij is, voor de deur.

30. Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt.

31. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan.

32. Maar van die dag of van die ure weet niemand, ook de engelen in de hemel niet, ook de Zoon niet, alleen de Vader.

33. Ziet toe, blijft waakzaam. Want gij weet niet, wanneer het de tijd is.

Lees verder hoofdstuk Marcus 13