Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 10:9-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.

10. En thuis vroegen de discipelen Hem weder naar die zaak.

11. En Hij zeide tot hen: Wie zijn vrouw wegzendt en een andere trouwt, pleegt echtbreuk ten opzichte van haar;

12. en indien zij haar man verlaat en een ander trouwt, pleegt zij echtbreuk.

13. En zij brachten de kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken; doch de discipelen bestraften hen.

14. Toen Jezus dat zag, nam Hij het zeer kwalijk en zeide tot hen: Laat de kinderen tot Mij komen, verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods.

15. Voorwaar, Ik zeg u: Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan.

16. En Hij omarmde ze en hun de handen opleggende, zegende Hij ze.

17. En toen Hij op weg ging, liep iemand op Hem toe, viel op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?

18. En Jezus zeide tot hem: Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.

19. Gij kent de geboden: Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, gij zult niet ontvreemden, eer uw vader en moeder.

Lees verder hoofdstuk Marcus 10