Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 10:1-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En Hij stond op en vertrok vandaar naar het gebied van Judea en het Overjordaanse, en weder kwamen de scharen bij Hem samen en weder leerde Hij hen, zoals Hij gewoon was.

2. En er kwamen Farizeeën tot Hem en vroegen Hem, om Hem te verzoeken: Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te zenden?

3. Hij antwoordde en zeide tot hen: Wat heeft Mozes u geboden?

4. Zij zeiden: Mozes heeft toegestaan een scheidbrief te schrijven en haar (daarmede) weg te zenden.

5. Jezus zeide tot hen: Met het oog op de hardheid uwer harten heeft hij u dat gebod geschreven.

6. Maar van het begin der schepping heeft Hij hen als man en vrouw gemaakt;

7. daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten, en die twee zullen tot één vlees zijn.

8. Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees.

9. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.

10. En thuis vroegen de discipelen Hem weder naar die zaak.

11. En Hij zeide tot hen: Wie zijn vrouw wegzendt en een andere trouwt, pleegt echtbreuk ten opzichte van haar;

12. en indien zij haar man verlaat en een ander trouwt, pleegt zij echtbreuk.

13. En zij brachten de kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken; doch de discipelen bestraften hen.

14. Toen Jezus dat zag, nam Hij het zeer kwalijk en zeide tot hen: Laat de kinderen tot Mij komen, verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods.

Lees verder hoofdstuk Marcus 10